1.
Op de dag dat ze tien jaar werd, ontdekte Staartje dat ze door een sleutelgat kon kruipen. Ze zou nooit vergeten dat het precies op haar verjaardag was, want uitgerekend die dag hadden mama en papa gevraagd of zij er nog een broertje of een zusje bij wilde. Eigenlijk had Staartje daar helemaal geen zin in. Ze had al een tweelingzus en dat was meer dan genoeg ellende, vond ze. Maar mama en papa vroegen het zo lief dat ze alleen maar haar schouders ophaalde.
‘Mij om het even’, zei ze.
Diezelfde avond werd ze wakker van een vreemd geluid. Ze kroop uit bed en sloop de gang op. Het kabaal kwam uit de kamer van haar ouders. Staartje legde nieuwsgierig haar oor tegen het sleutelgat, en toen gebeurde het. Het leek wel of het sleutelgat haar oor naar binnen zoog, en daarna de rest van haar lichaam. Voor ze besefte wat er aan de hand was, stond ze in de slaapkamer. Mama slaakte een luide gil. Papa dook weg onder de lakens.
‘Wat doe jij hier?!’ riep mama.
‘Hoe ben jij binnengekomen?’ vroeg papa geschrokken, terwijl alleen het puntje van zijn neus boven de lakens uitstak.
‘Door het sleutelgat’, antwoordde Staartje.
‘Brutale vlegel! Ga terug naar je kamer, en klop voortaan voor je de slaapkamer binnenkomt!’
Het eerste wat Staartje deed toen ze ‘s morgens wakker werd, was proberen of het haar nog altijd lukte. Ze drukte haar oor voorzichtig tegen het sleutelgat van de badkamerdeur, en voor ze tot drie geteld had, stond ze aan de andere kant van de deur, in de badkamer. Mét pyjama.
Staartje heette eigenlijk Saartje, maar iedereen noemde haar altijd Staartje. Papa had haar die bijnaam gegeven. Omdat ze niet stil kon blijven zitten op haar stoel, zei hij. Alsof ze een staartje had, dat onder haar achterwerk in de weg zat. Maar misschien was het ook wel omdat ze haar lange haren altijd bijeenbond, zoals een paardje.
Staartje vroeg zich helemaal niet af hoe het kwam dat ze door een sleutelgat kon kruipen. Ze vond het eigenlijk nogal normaal dat ze een beetje bijzonder was.
‘Jij bent een rare vogel’, zei mama dikwijls. ‘Jij bent helemaal anders dan Noortje.’
Dat was ook zo. Daarom was Staartje twee weken later ter wereld gekomen dan haar tweelingzus. Toen Noortje geboren werd, had Staartje helemaal nog geen zin gehad om al uit mama’s buik te komen. Zij bleef twee weken langer. Lekker warm en veilig, terwijl Noortje lag te wenen in haar veel te grote wieg. De dokters begrepen er niets van, maar daar trok Staartje zich niks van aan. Ze bleef waar ze was, zolang ze daar zelf zin in had.
Staartje hield haar ontdekking angstvallig geheim. Stiekem probeerde ze uit te vissen waartoe ze in staat was. Gewone, ouderwetse sloten, met een echt sleutelgat, vormden geen enkel probleem. Daar gleed ze doorheen als een mes door de boter. Maar moderne sloten met zo’n supersmal, hoekig gleufje waren heel wat lastiger. Het duurde een tijdje voor ze daar doorheen geraakte, en achteraf voelde ze zich altijd een beetje geradbraakt. Hangsloten waren uit den boze. Die durfde Staartje niet eens proberen. Stel je voor dat ze in het metalen kastje gevangen bleef zitten!
In de weken die volgden op haar verjaardag, gebruikte ze haar bijzondere gave zelden. Je kunt immers even snel een kamer binnen of buiten gaan door gewoon de deur te openen. Bovendien is het erg onbeleefd om met je oor tegen sleutelgaten aangedrukt te staan. Dat is luistervinken. Wel glipte ze een paar keer haar slaapkamer uit en de speelkamer in, wanneer ze geen zin had om al te gaan slapen. Geen piepende scharnieren die mama tot beneden kon horen! Eén keer, toen de deur van het toilet geklemd zat, was ze door het sleutelgat kunnen ontsnappen. Toen papa even later de deur niet open kreeg en vroeg hij hoe zij in hemelsnaam naar buiten geraakt was, had zij alleen maar iets onverstaanbaars gemompeld.